De rechtbank heeft een vonnis geveld in een rechtzaak tussen hospitalisatieverzekeraar DKV en een ontevreden klant.
De verzekeraar had in 2009 een premieverhoging van 7,84% doorgevoerd bij haar klant voor de aanvullende hospitalisatieverzekering voor een éénpersoonskamer in 2010.
Wettelijk gezien mag dit niet, daar een premieverhoging enkel kan op basis van:
- een indexatie,
- een specifieke medische indexatie of
- als de verzekeraar een specifieke goedkeuring heeft verkregen van de toezichtshouder FSMA
Vermits de doorgevoerde premieverhoging aan geen van deze voorwaarden voldeed, werd via Test-Aankoop een oproep gedaan aan gedupeerde klanten om terugbetaling te eisen van het te veel betaalde bedrag.
DKV weigerde dit, waardoor een rechtzaak ontstond in 2010. In 2017 viel reeds de beslissing bij het Brusselse hof van beroep dat de doorgevoerde premieverhoging effectief onwettig was. Maar omdat de Nationale Bank intussen al nieuwe tarieven had goedgekeurd die sinds 2012 van toepassing waren, kon het hof deze beslissing niet bekrachtigen. Het resultaat was dat de verzekeraar niet kon worden veroordeeld tot een terugkeer naar de tarieven anno 2009.
Een individuele klant van DKV is daarop, met de steun van consumentenorganisatie Test-Aankoop, een nieuwe procedure gestart en het vredegerecht van Hoei heeft deze klant nu opnieuw gelijk gegeven.
De terugbetaling, het gaat in deze zaak om een gering bedrag, dient wel degelijk te gebeuren en opent volgens Test-Aankoop mogelijk de deur voor een terugbetaling aan enkele duizenden andere gedupeerden. Deze zaak kan dus als precedent gezien worden in een juridische strijd tussen de verzekeraar, haar gedupeerde klanten en Test-Aankoop .